Visie Beleidsondersteuning Wetenschap Meer info Nieuw & Nieuws
Publicaties KK
In de pers
Links
Namen-Adressen
Agenda
Contact
Startpagina

 

Artikel K. Knipscheer: Culturele rijkdom van ouderen?

terug

Het is niet ongebruikelijk om ouderen culturele rijkdom toe te dichten. Wat dan bedoeld wordt met culturele rijkdom is minder duidelijk. Het heeft zeker niet van doen met materiele rijkdom, evenmin met het hebben van veel kunstbezit. Het typische culturele goed van ouderen heeft te maken met ervaring, met ervaringswijsheid en ervaringsvaardigheden.

Bij dit laatste valt te denken aan ervaring in de omgang met mens en natuur, gepaard gaand met zorgvuldigheid en kennis van zaken, en met gevoel voor billijkheid en duurzaamheid. Omgekeerd beschouwd zou dit betekenen: ouderen hebben iets te bieden aan jongere generaties. Wat vinden we daarvan terug in onze huidige samenleving of is de culturele rijkdom van ouderen iets uit het verleden? Heeft de culturele rijkdom van ouderen in bovengenoemde zin aan het begin van de eenentwintigste eeuw nog geldingskracht? In het vervolg van dit korte betoog zal ik de rol van ouderen in het familieverband, welke zonder twijfel substantieel is, buiten beschouwing laten.

Had de vanzelfsprekende culturele rijkdom van de ouderen niet iets te maken met de relatieve zeldzaamheid van ouderen? Zo lang er in een samenleving slechts enkelen zijn die een lang leven meegaan, kunnen zij bogen op een geweldige ervaringsbasis. Een dergelijke relatief lange geschiedenis geldt in deze tijd de negentig- of honderdjarigen. Moeten we het begrip culturele rijkdom van ouderen voor hen reserveren? Alle 55-plussers “rekenen” we tegenwoordig tot de ouderen, zijn zij daarom ook vertegenwoordigers van de culturele rijkdom? Dan is er weinig overgebleven van het exclusieve karakter van de culturele rijkdom. M.a.w. de demografische ontwikkelingen en onze taal armoede die niet staat blijkt om nieuwe (toegevoegde) levensloop-categorieën specifieker te benoemen, maken het denken over de culturele rijkdom van ouderen niet gemakkelijk.

   

naar boven

Naast de gevolgen van de ongekende demografische verschuivingen heeft ook de invoering van de pensionering de “traditionele” culturele rijkdom van de ouderen in een ander daglicht geplaatst. Naast alle zegeningen van het met pensioen gaan – zowel voor de werknemer als voor de werkgever - , het systeem plaatste de oudere wel buiten het hart van de samenleving. Het podium voor de manifestatie van de culturele rijkdom van ouderen werd rigoureus afgebouwd, ook voor degenen die nog volop in staat waren om hun (arbeids)taak te vervullen en die het in zich hadden om de dragers van de culturele rijkdom bij uitstek te worden (vgl afscheidsrede Knipscheer: Uitdaging van de tweede adolescentie, 2005). Afgezien van alle zegeningen van het pensioensysteem, kan men de vraag stellen of de plicht om met pensioen te gaan niet vele mensen opgebroken is? Zijn er alternatieve sectoren naast de arbeidsmarkt waar culturele prominentie ontwikkeld kan worden, b.v. in de politiek, in scholing, in zorgverlening, op het gebied van spiritualiteit en religie en in het behoud van cultureel erfgoed? Wat vinden we daarvan terug bij de huidige ouderen?

Om de laatste vragen wat concreter te maken wil ik ze in twee richtingen nader specificeren. Als eerste stel ik de vraag hoe zit het met de culturele rijkdom van de Stille Generatie. Naar de indeling van Becker (1993) behoren de geboortecohorten van 1930 tot 1940 tot de Stille Generatie. Het is de generatie van de moeizame wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende hoogconjunctuur. Het is ook de generatie die tussen 1985 en 1995 55 jaar werd en dus tussen 1985 en 2000 in grote getalen met vervroegd pensioen ging. De massale vervroegde afbouw van de loopbanen bij deze generatie lijkt alles behalve een demonstratie van het feit dat deze generatie langzamerhand de drager van de culturele rijdom van de ouderen zou moeten zijn. Vroege “arbeidsongeschiktheid” (tussen aanhalingstekens omdat uit oogpunt van sociale zekerheid dit destijds een aantrekkelijk alternatief was), overbodigheid, onvermogen om de technische ontwikkelingen bij te benen werden aangevoerd om de uittocht te legitimeren. Hoe het ook zij, op zich zijn dit geen kwalificaties die er op duiden dat de samenleving hier een generatie buiten het arbeidsproces plaatst die een vanzelfsprekende culturele rijkdom vertegenwoordigt!

   

naar boven

Wat heeft de Stille Generatie in de afgelopen 10-15 jaar aan culturele rijkdom laten zien? Het aandeel van de 50-70 jarigen in het vrijwilligerswerk is toegenomen, maar in verhouding met het aantal vutters toch bescheiden. Bij de mantelzorg in familieverband spelen ze een grote rol. Lokale gilde organisatie doen aan scholing en verzorgen Historische stadswandelingen. De Amsterdamse Gilde organisatie heeft een zeer succesvol project “Samenspraak” opgezet waarin ouderen en allochtonen (jongeren en ouderen) minstens een maal per week een samenspraak opzetten om taal en cultuur uit te dragen. Op het platteland zijn ouderen coöperaties opgezet om de leefbaarheid te vergroten. Naast de gebruikelijke belangenbehartiging van de ouderenbonden organiseren deze ouderenbonden ook vrijetijdsactiviteiten, culturele evenementen en sport activiteiten.

Wat liet de Stille Generatie op andere maatschappelijke terreinen zie?. Hebben ze een prominente rol in de lokale/nationale politiek gespeeld? Begin negentiger jaren waren inderdaad ouderen partijen enkele jaren actief in de landelijke politiek, niet zozeer gedreven door een brede basis van ervaring maar meer door het bedreigde eigen belang. Echte innovatieve initiatieven op het terrein van scholing heeft deze generatie de laatste decennia niet laten zien. Daarbij wil ik niets af doen aan de scholingselementen in het programma’s van het Gilde, aan de input van culturele en welzijnsinstellingen, aan de nog steeds groeiende deelname aan het Hoger Onderwijs voor Ouderen en aan de enorme deelname van ouderen aan allerlei cultuur evenementen. In de zorgverlening zou levenservaring als een groot “pre” gezien moeten worden, maar 55-plussers worden systematisch geweerd uit de betaalde professionele verzorging. Tekorten worden aangevuld met buitenlandse krachten. Moeten ouderen zelf niet meer maatschappelijke pressie ontwikkelen als ze werkelijk overtuigd zijn van hun culturele rijkdom om het beleid bij te sturen? Dat de rol van de ouderen op het terrein van spiritualiteit en religie relatief prominent is, heeft wellicht meer te maken met het feit dat spiritualiteit en religie bij de grote meerderheid van de jongere generaties op de achtergrond is geraakt.

   

naar boven

Een tweede concretisering zoek ik in de woonbuurt. Al tientallen jaren wordt tamelijk negatief geschreven over de buurt als sociaal fenomeen. De verdwenen cohesie van de buurt, de verloedering van de buurt, de onveiligheid, de anonimisering en individualisering hebben de sociale samenhang van de buurt of wijk verloren doen gaan of dreigt dat te doen. Niettemin is de laatste tijd het bewustzijn groeiende dat de buurt/wijk een cruciale eenheid is om de sociale samenhang in een stad te versterken. Het aantal projecten waarin de lokale overheid dan wel particulieren proberen op een of andere manier een buurt/wijkcultuur te stimuleren is de laatste jaren sterk toegenomen (zie WRR rapport: “Vertrouwen in de buurt”). Ik vraag me af wat de bijdrage van de ouderen in de buurt is en zou kunnen zijn om dit soort projecten tot een succes te maken (Penninx (NIZW), “De buurt voor alle leeftijden”). Op de schaal van een buurt zouden de oudere bewoners zich met name uitgedaagd kunnen voelen om iets van hun culturele rijkdom in te brengen. Doorgaans zijn zij van “oudsher” het meest vertrouwd met de typische kenmerken van de buurt, relatief gezien verkeren zij vaker 7 maal 24 uur in de wijk zodat ze met vrijwel alle facetten van het buurtleven uit de eerste hand bekend kunnen zijn, bovendien zij ze beschikbaar om hun ervaringen uit te wisselen en met anderen te delen. Ervaringswijsheid en sociale vaardigheden zijn hierbij een eerste vereiste, een uitgelezen gelegenheid om culturele rijkdom te demonstreren? Juist de negatieve karakterisering van het buurtleven in Nederland zou voor de vitale ouderen een uitnodiging moeten zijn om hun culturele rijkdom te gelde te maken! Bovendien, zijn zij misschien wel de eerst belanghebbenden. NIZW en CIVIQ bundelden hun activiteiten om de zilveren kracht van ouderen te mobiliseren. Ik zie nog niet dat de culturele rijkdom zich opdringt.
Voorlopig blijft het een vraag of ook niet de “grijze” babyboom meer gebukt zal gaan onder het geweld van de vergrijzings discussie en de prominentie van hun gepretendeerde culturele rijkdom daarmee te grabbel gooien?