Vervolg: Ouder worden en
Veroudering |
|
|
Vooropgesteld
Onderstaande visies, aanbevelingen en verwachtingen hebben
betrekking op de komende decennia. Zij onder-strepen dat wij ons
serieus moeten voorbereiden op een verdubbeling van het aantal
65-plussers. |
De consequenties van de
voorstellen zullen vooral van belang zijn voor de huidige 40-65
jarigen. Het verleden heeft bewezen dat alle veranderingen inzake
het ouderenbeleid slechts geleidelijk kunnen worden doorgevoerd.
Soms heeft dit te maken met de aanspraken op sociale
zekerheid voor mensen die nog niet gestopt zijn met werken (bijvoorbeeld
WAO), soms hangt het samen met de aanspraken van mensen die binnenkort
gaan stoppen met werken (AOW). Veranderingen kunnen alleen op langere
termijn worden doorgevoerd. Dit betekent dat we op korte termijn
besluiten moeten nemen om de noodzakelijke veranderingen in de toekomst
te kunnen doorvoeren. Suggesties voor de noodzakelijke veranderingen
komen hieronder ter discussie.
In de eerste decennia na de Tweede
Wereldoorlog waren “de ouderen” een van de belangrijkste categorieën van
beleid.
De Ministeries van Sociale Zaken, Volkshuisvesting en het latere CRM
/ VWS waren er op uit om voor de ouderen
-voor eens en voor altijd- heilzame voorzieningen te creëren.
Versteend en verstard
Veertig jaar later is dit beleid meer een korset
geworden, een versteende structuur (b.v. 65 jaar als formele
pensioendatum en daaraan gekoppeld: de aanspraak op de Algemene Ouderdoms
Wet) en een verstarde cultuur (b.v. de negatieve
beeldvorming over oudere werknemers of de verleidelijkheid van het
“Zwitserleven gevoel”). Die dágen de creativiteit
en de vitaliteit van onze oudere generatie niet uit,
maar dóven ze uit. Ondertussen verlamt het
taboekarakter van urgente vergrijzingsvraagstukken ons
politiek systeem.
Onze samenleving is verstrikt geraakt in een aantal vanzelfsprekendheden
rond het ouder worden. Deze vanzelfsprekendheden zijn zodanig onwrikbaar
verankerd in nauw verweven maatschappelijke instituties dat er geen
beweging in te krijgen is. Dit vraagt fundamentele bezinning op een
aantal punten.
-
Inter-generationele
verhoudingen
Het veranderen van de kwantitatieve verhoudingen tussen
leeftijdsgroepen in onze samenleving maakt een fundamentele
heroverweging van “het intergenerationele contract” nodig.
Leeftijdscriteria voor volwassenwording, stemrecht, publiek pensioen
zijn niet heilig. Ook de leeftijd waarop de overheid
verantwoordelijkheid moet nemen om een redelijk minimum inkomen voor
mensen op gevorderde leeftijd te garanderen dient heroverwogen te
worden.
Lees verder hierover ...
-
Pensionering en de AOW uitkering
De aanvang van het pensioen en de aanvang van de publieke
ouderdomsuitkering hoeven niet samen te vallen. Elke (valide)
werknemer kan zijn arbeidscarrière beëindigen wanneer hij dat wil,
maar blijft in principe voor 100 % verantwoordelijk voor zijn inkomen
(tenzij er aanspraken zijn op basis van arbeidsmarkt gerelateerde
sociale zekerheids regelingen). Het vaststellen van de leeftijd voor
een publieke ouderdomsuitkering resulteert uit de discussie over
intergenerationele verhoudingen.
Lees verder hierover ...
-
Arbeidsmarkt en levensloop.
Er is de laatste decennia nogal wat veranderd in de leeftijden waarop
de arbeidscarrière begint en die waarop deze eindigt. De afbouw van
arbeidscarrière moet in de toekomst ontdaan worden van alle regelingen
die een vervroegde afbouw stimuleren, terwijl het einde van de
arbeidscarrière niet meer vanzelfsprekend hoeft samen te vallen met
een begin van de publieke ouderdomsuitkering.
Lees verder hierover ...
-
Arbeidsmarkt en zorgvraagstukken.
Binnen nu en 25 jaar zullen er dubbel zoveel zwaar zorgbehoevende
ouderen zijn die intensieve zorg nodig hebben. Gezien het huidige
tekort aan personeel in de zorg sector verdient het aanbeveling om het
personeelsbeleid waarbij 50+ werknemers uit de zorgsector worden
geweerd 180 graden om te keren. Maak 50+ verantwoordelijk voor het
leefklimaat in zorginstellingen.
Lees verder hierover ...
-
Hulpvraag en omgevingsverantwoordelijkheid
Lever de hulp en zorg, waarbij de hulpbehoevende in de eigen woning
kan blijven wonen, op lokale basis (wijk, gemeente, regio). De nieuwe
WMO vormt daarvoor een goed uitganspunt, ook ten behoeve van ouderen.
Het samenleven in woonbuurten en het leveren van zorg bij mensen thuis
zullen daarvoor beiden moeten veranderen.
Lees verder hierover ...
Hier gaat u terug naar de startpagina |