Visie Beleidsondersteuning Wetenschap Meer info Nieuw & Nieuws

 

 

 

 

Visie-start
Visie-vervolg
Contact
Startpagina

 

Visie AOWscope

terug

Vervolg: Ouder worden en Veroudering

Uitwerking van benodigde (her)bezinning op:

B. Pensionering en de AOW uitkering

Kijk hier voor de uitwerking van:
A. Intergenerationele verhoudingen
C. Arbeidsmarkt en levensloop
D. Arbeidsmarkt en zorg
E. Hulpvraag en omgeving

De aanvang van het pensioen en de aanvang van de publieke ouderdomsuitkering hoeven niet samen te vallen. Elke (valide) werknemer kan zijn arbeidscarrière beëindigen wanneer hij dat wil, maar blijft in principe voor 100 % verantwoordelijk voor zijn inkomen (tenzij er aanspraken zijn op basis van arbeidsmarkt gerelateerde sociale zekerheidsregelingen). Het vaststellen van de leeftijd voor een publieke ouderdomsuitkering resulteert uit de discussie over intergenerationele verhoudingen.

Tot voor kort werd elk arbeidscontract automatisch ontbonden wanneer een werknemer 65 jaar –AOW gerechtigd - werd. Dit was een van de grootste vanzelfsprekendheden, onwrikbaar verankerd in allerlei formele regelingen. Daarmee was de AOW tegelijk een arbeidsmarktregulerend mechanisme én een ouderdomsverzekering. Met de ontwikkeling van de bedrijfspensioenfondsen en de groei van het particuliere sparen lijkt deze koppeling minder vanzelfsprekend, waarschijnlijk zelfs overbodig.

Nu is er op dit punt sprake van enige flexibilisering. Werkgevers mogen binnenkort werknemers langer in dienst houden en als werkgevers een werknemer op 65 jarige leeftijd willen ontslaan zullen zij zijn contract moeten opzeggen.
Dat de beëindiging van het arbeidscontract, c.q. het verlaten van de arbeidsmarkt, en het begin van de AOW uitkering niet natuurnoodzakelijk samen hoeven te vallen was echter al veel eerder gebleken. Bij het vervroegd uittreden werd immers het arbeidscontract beëindigd terwijl de AOW uitkering op zich liet wachten tot de werknemer 65 werd.

Het loskoppelen van de pensionering, c.q. het definitief verlaten van de arbeidsmarkt, en het ingaan van de publieke ouderdomsuitkering (AOW) biedt

  • enerzijds talloze mogelijkheden voor flexibilisering op de arbeidsmarkt en

  • anderzijds een geheel onafhankelijke vaststelling van de leeftijd waarop de publieke ouderdomsuitkering van kracht wordt.

De garantie van een minimuminkomen -op basis van AOW- geldt voor diegenen die tot de tien of vijftien procent oudsten van de bevolking horen. Het is immers niet te verantwoorden dat ouderen gemiddeld langer dan vijftien of twintig jaar op inkomensbijdragen van jongere generaties teren.

Lees meer hierover meer in de Afscheidsrede ...